Risico’s
Lipofilling is een techniek om plaatselijk in het gelaat of het lichaam vet in te spuiten om contourdefecten te corrigeren. Het ingespoten vet is als het ware getransplanteerd en moet ter plaatse gaan overleven. Dit is een natuurlijk proces waar we weinig invloed op uit kunnen oefenen.
Een deel van het getransplanteerde vet kan afsterven wat tot volume verlies of asymmetrie leidt. Na drie tot zes maanden kan eventueel een behandeling herhaald worden. Soms kan een deel van het getransplanteerde vet als het ware verkalken. Hierdoor is het soms voelbaar.
Lipofilling/Liposuctie heeft dezelfde risico’s als elke andere operatie.
Een zwelling door ophoping van lichaamsvocht is mogelijk. Dit is echter ongevaarlijk en het vocht verdwijnt vanzelf weer. De plastisch chirurg doseert de hoeveelheid verdovingsvloeistof heel nauwkeurig, om te voorkomen dat het behandelde gebied achteraf gevoelloos is. Mocht dit ongemak zich toch voordoen, dan is het echter tijdelijk.
Zoals bij iedere operatie kunnen allergische reacties op pleisters en desinfectiemiddelen optreden. Ook de ingespoten liposuctievloeistof kan een allergische reactie veroorzaken.
In het behandeld gebied kunnen zwellingen en bloeduitstortingen optreden die na verloop van tijd spontaan verdwijnen.
Het vet dat gebruikt wordt voor lipofilling wordt elders op het lichaam geoogst. Goede donorplaatsen zijn de buik en de heupen.
Soms kan een deel van het getransplanteerde vet als het ware verkalken. Hierdoor is het soms voelbaar.
De huid kan tijdelijk gevoelloos zijn, zowel ter hoogte van de donor- als de acceptorplaats.
Ter hoogte van de donorplaats kunt u gedurende enkele weken na de operatie last hebben van pijnlijke bloeduitstortingen, een gezwollen huid en een beurs gevoel of kunnen er restzwellingen en soms verhardingen aanwezig zijn die pas na weken tot enkele maanden verdwijnen.
Gewichtsschommelingen kunnen het resultaat van de lipofilling beïnvloeden: als u na de lipofilling veel bijkomt in gewicht kan dit een onevenwichtig verschil geven tussen het al aanwezige vet en het getransplanteerde vet.
In zeer zeldzame gevallen kunnen onderliggende structuren beschadigd worden zoals, borstimplantaten, pneumothorax – klaplong of er kan in een bloedvat een vetembolie terecht komen.
Verder bestaat er kans op een nabloeding of infectie, al komt dit zeer zelden voor.
Roken, overgewicht, sommige medicijnen en suikerziekte kunnen aanleiding geven tot verstoring van de wondgenezing. Het verdient derhalve aanbeveling 8 weken voor- en na de ingreep te stoppen met roken.